Ex-zaakvoerder beschuldigd van schijnwerknemerschap
In 2000 richten de heer Y en zijn echtgenote Z een BV op, waarin ze beiden als
zaakvoerders optreden. In 2016 beslist een bijzondere algemene vergadering van
de BV het koppel te ontslaan als zaakvoerders, per 30 september 2016, en hun
zoon L aan te stellen als nieuwe zaakvoerder, met ingang van 1 oktober 2016.
Op 27 september 2016 sluit de BV, vertegenwoordigd door Y en L een
schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur af met Y, waarbij deze
laatste op 1 oktober 2016 als bediende in dienst treedt van de BV.
De RSZ struikelt over deze gang van zaken en stelt een onderzoek in.
Begin
2018 laten de RSZ aan Y weten dat hij ten onrechte onderworpen werd aan het
stelsel der sociale zekerheid voor werknemers in toepassing van artikel 1 van de
wet van 27 juni 1969. Motivatie:
Aan de BV wordt gevraagd om Y niet langer te vermelden als werknemer en Y wordt
in de aangiften van de voorgaande kwartalen ambtshalve geschrapt.
Correctionele vrijspraak
De zaak komt voor een correctionele rechtbank wegens
De zaak wordt echter ook voorgelegd aan de arbeidsrechtbank, in het kader van
een
De BV gaat tegen die beslissing in beroep.
Het
Het feit dat de zaak dus al
behandeld was door een strafrechter, belet niet dat dezelfde feiten ook nog eens
behandeld worden door de arbeidsrechtbank.
Arbeidsrelatiewet de principes
Om te weten of Y aan de sociale zekerheid voor werknemers mocht onderworpen
worden, moet er gekeken worden naar de relatie tussen werkgever en werknemer. Er
is sprake van een werknemersrelatie als een persoon er zich in een
arbeidsovereenkomst toe verbindt
In zijn schrappingsbesluit stelt de RSZ nu precies dat de elementen « gezag » en
« loon », niet aanwezig waren in de werkrelatie tussen Y en de BV.
De Arbeidsrelatiewet laat de partijen in principe de
Maar de Arbeidsrelatiewet laat ook toe om de
arbeidsrelatie te
Het
Arbeidsovereenkomst
De BV en Y hadden een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten, wat hen
voldoende leek om te spreken van een werknemersrelatie. Maar het Hof merkt op
dat die overeenkomst ook door L werd getekend
Het feit dat de arbeidsovereenkomst pas in ging op 1 oktober 2016, heeft
geen impact: het Hof stelt vast dat de schriftelijke arbeidsovereenkomst
Geen nood: een mondelinge arbeidsovereenkomst is ook rechtsgeldig
Alleen komt
de bewijslast dan wel bij de BV en Y te liggen.
En volgens het Hof slagen
zij daar niet in.
Het feit dat de BV als verzekeringsplichtige werkgever, de
Sociale bescherming
Het is algemeen geweten dat de sociale bescherming van een werknemer veel groter
is dan van een zelfstandige. Het lijkt er dan ook op dat het hof en de RSZ
begrepen hebben dat de kwalificatie van Y als werknemer vooral daarop was
gericht..
Het hof en de RSZ lijken vooral te struikelen over enkele verklaringen van Y
zelf. Hij verklaarde immers dat hij, na 23 jaar als zelfstandige, begon te
sukkelen met zijn
Het Hof merkt op dat Y, niettegenstaande
gezondheidsproblemen, toch aangeworven wordt, wat alvast wijst op een zekere
planning..
Kort na zijn aanwerving wordt Y arbeidsongeschikt, en ontvangt hij een
gewaarborgd loon en ziekte-uitkeringen. Maar het wordt nog mooier: het staat
vast dat Y
Het hof meent dat dergelijk gedrag eerder atypisch is voor een
werknemer.
Vrijheid in de organisatie van het werk
Het hof stelt ook vast dat Y op geen enkele manier beperkt werd in zijn vrijheid
om zijn werk te organiseren. Y bleef dezelfde taken uitvoeren als toe hij
zaakvoerder was van de BV..
Bovendien beschikte hij als werknemer (nog steeds) over een
Gezag
De mogelijkheid van hiërarchische controle omvat de bevoegdheid van de werkgever
om de werknemer
Ook dat lijkt in deze casus niet het geval te zijn. Eerder omgekeerd, omdat het
er volgens de klanten eerder op leek dat Y zijn zoon L aan het opleiden was. Op
de
De
De bewering dat Y zijn
Rekening houdende met al deze elementen kan het Hof niet veel anders dan tot de
slotsom komen dat Y zich hier schuldig maakte aan schijnwerknemerschap.