Het mobiliteitsbudget: nieuwigheden
Even recapituleren: als werkgever hebt u de mogelijkheid om al dan niet een
mobiliteitsbudget in te voeren. Dat is dus uw vrije keuze. Een mobiliteitsbudget
laat uw werknemers toe om hun bedrijfswagen of hun recht op een bedrijfswagen in
te ruilen voor een bepaald budget. De werknemer kan dat budget vrij besteden in
3 pijlers. Wat er precies in die pijlers zit, wordt door de werkgever
vastgelegd.
In
Er bestaat geen speciaal belastingregime voor deze pijler:
als de werknemer kiest voor een milieuvriendelijke bedrijfswagen, dan zal hij
belast worden op een voordeel van alle aard.
Blijft er nog iets over van het
budget, dan kan de werknemer dat besteden in de pijlers 2 en 3. De werkgever en
werknemer kunnen deze pijler ook overslaan en meteen naar pijler 2 gaan.
Het deel van het budget dat in pijler 2 aan
duurzame vervoermiddelen of huisvestingskosten wordt besteed, is bij de
werknemer vrijgesteld van belastingen.
Ten slotte is er nog
Die som is vrij van belastingen, maar wordt eerst verminderd met
een bijzondere werknemersbijdrage van 38,07%.
De nieuwigheden in pijler 1
In pijler 1 krijgt de werknemer een milieuvriendelijke bedrijfswagen. Dat is een
voertuig waarvan de emissienorm ten minste moet overeenstemmen met de geldende
norm voor nieuwe voertuigen.
Op deze regel bestond er een uitzondering voor
Voor wagens gekocht of geleaset binnen pijler 1 vóór 1 januari 2026 verandert er
op dat ogenblik niets. De fiscus kijkt immers naar de datum van ondertekening
van de bestelbon of van het sluiten van het leasecontract.
Nieuwigheden in pijler 2: besteding
Een eerste nieuwigheid is dat u deze pijler
Verder geldt dat gemotoriseerde voertuigen die onder zachte mobiliteit vallen
en daarom dus in pijler 2, en niet in pijler 1 zitten , vanaf 1 januari 2026
Cruciaal is ook hier de datum van
ondertekening van de bestelbon of van het huur- of leasingcontract van het
gemotoriseerde voertuig. Ook
De
uitgaven voor de financiering van kosten voor zachte mobiliteit (bv.
fietsleningen);
stallingskosten van voertuigen (bv. kosten voor het al dan niet overdekt
parkeren van een fiets, bromfiets of elektrische motorfiets in een publieke of
private stalling);
parkeerkosten die gepaard gaan met het gebruik van het openbaar vervoer;
'voetgangerspremies' voor verplaatsingen te voet, met de step, de rolstoel,
van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling;
uitrusting ter bescherming van bestuurder en passagiers, alsook ter verhoging
van hun zichtbaarheid (bv. fietshelmen en fluohesjes; regenkledij komt in
principe niet in aanmerking, behalve als die ook de bescherming of zichtbaarheid
van de bestuurder of zijn passagiers verbetert);
gemotoriseerde drie- en vierwielers, zoals gedefinieerd in het algemeen
reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare
weg, maar enkel als die 3- of 4-wielers elektrisch worden aangedreven, ze
ontworpen zijn voor het vervoer van personen en ze, in het geval van 4-wielers,
voorzien zijn van een gesloten passagiersruimte.
Vanaf nu kunnen de abonnementen voor het openbaar vervoer voor alle
verplaatsingen van zowel de werknemer zelf, als van zijn
De straal waarbinnen de woonplaats van de normale plaats van tewerkstelling
gelegen moet zijn om het mobiliteitsbudget te kunnen besteden aan
huisvestingskosten, wordt vanaf 1 januari 2022 van 5 op
Noteer trouwens dat vanaf 1 januari 2022 niet alleen de interesten van
hypothecaire leningen via het mobiliteitsbudget gefinancierd kunnen worden, maar
zelfs de
Andere nieuwigheden
Tot nog toe moest de werknemer een
Die regel is afgeschaft.
Vanaf 1 januari 2022 moet het volledige bedrag van het mobiliteitsbudget in
virtuele vorm op een
Het bedrag van het mobiliteitsbudget moet worden toegekend
De werkgever heeft voortaan de mogelijkheid om bij de vaststelling van de omvang
van het mobiliteitsbudget van de werknemer, de kosten van de bedrijfswagen die
het gevolg zijn van het
Minimum en maximum
Tot slot voert de nieuwe wet ook een minimum- en maximumbedrag in voor het
mobiliteitsbudget. En ook dit weer vanaf 1 januari 2022. Het minimumbedrag
bedraagt
Voor de mobiliteitsbudgetten die reeds vóór 3 december 2021 werden toegekend,
geldt dit minimum en maximum maar vanaf 1 januari 2023..