Voorzieningen aanleggen voor (on-)zekere kosten
Een vennootschap is actief in de winning van delfstoffen. Ze wil haar
activiteiten uitbreiden en heeft daartoe een aanvraag ingediend. De overheid die
over de uitbreiding moet beslissen eist echter een milieueffectenrapport en zon
rapport kan twee jaar op zich laten wachten. Tot zolang kan er geen
uitbreidingsvergunning afgeleverd worden. De vennootschap bezit al één van de
terreinen waarop ze wil gaan werken en ze onderhandelt met de eigenaars van
verschillende aanpalende terreinen om met hen een concessieovereenkomst af te
sluiten voor het winnen van delfstoffen in ruil voor een vergoeding. Elke
concessieovereenkomst bevat een
De vraag die de vennootschap nu heeft is of ze, na het ondertekenen van zon concessieovereenkomst, een voorziening mag boeken om rekening te houden met de toekomstige kosten die gemaakt zullen worden voor het delven van grondstoffen. De vennootschap wil ook een voorziening aanleggen om de kosten te dekken die verbonden zijn aan de stedenbouwkundige verplichtingen die in de concessieovereenkomsten zijn opgenomen.
Voorzieningen voor zekere kosten
Artikel 3:28 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) bepaalt
dat voorzieningen voor risicos en kosten tot doel hebben
De kosten hebben volgens de vennootschap een waarschijnlijke of zekere aard vanaf het moment dat er een concessieovereenkomst gesloten is met een grondeigenaar. Ook al is de uitbreidingsvergunning nog niet afgeleverd en staat het vast dat die de komende twee jaar ook niet zal worden afgeleverd. De vennootschap argumenteert bijkomend dat ze verplicht is om voorzieningen aan te leggen, want die
CBN
De CBN levert echter een negatief advies af, in welgeteld 3 zinnen. In de eerste
zin deelt ze mee dat de voorziening niet toegestaan is. In de tweede, dat de
voorziening pas mag aangelegd worden als de vennootschap de
uitbreidingsvergunning heeft verkregen. En in de derde zin besluit ze dat ze dus
een negatief advies uitbrengt.
De Commissie motiveert haar advies niet. We kunnen enkel vermoeden dat volgens de CBN de kosten maar waarschijnlijk of zeker zijn vanaf het moment dat de uitbreidingsaanvraag is goedgekeurd. De concessieovereenkomst op zich is niet voldoende. Dat wordt uiteraard in de hand gewerkt door het feit dat er een
Maar zelfs als er geen ontbindende voorwaarde zou opgenomen zijn, is de kans nog altijd klein dat de Commissie de aanleg van de voorziening zou toestaan. Dat blijkt uit het feit dat er
Zonder dat ze het met zoveel woorden zegt, lijkt het vast te staan dat de CBN het begrip zekere kosten op een strenge manier interpreteert.